eenopenstadionplein
STEM NU VOOR EEN OPEN STADIONPLEIN
< BACK
De moord op Berlage
In plaats van de ruimtelijke opvattingen van Berlage zodanig te interpreteren dat deze op en rond het plein worden gerespecteerd en versterkt… Hiervan is niets te bekennen in het stadsdeelplan.
Het gevolg is een pleinruimte die slechts een kwart beslaat van het oorspronkelijke Stadionplein, zoals begrensd en bepaald door de bestaande bebouwing. Daarmee is ¾ van het plein tot geïsoleerde restruimte verworden die geen enkele onderlinge samenhang meer vertoont. Laat staan dat het nog iets te maken heeft met het monumentale en unieke concept voor de Stadionbuurt uit 1928.
Wat bezielt bestuurders om een- weliswaar verwaarloosd- plein zo te mishandelen en te vernielen?
Amsterdam afficheert zichzelf graag als een vlotte, open en toegankelijke stad, althans in de geest, want in fysieke zin is dat totaal bezijden de waarheid. De aftrap voor deze ontketende tegenstelling werd rond 1885 gegeven met de bouw in het Y van het Centraal Station naar een ontwerp van de architect Cuypers. Daarmee verloor de stad voorgoed het zicht op de bron van haar welvaart, een bouwactiviteit die in allerlei varianten tot op de dag van vandaag navolging heeft gevonden, en mede daardoor tot een claustrofobisch pretpark is verworden.
Net als het Y en de Amstel, is de Amstelveenseweg rond het Stadionplein, een belangrijke toegangsweg van de stad, die na bijna een eeuw op de nominatie staat om visueel gedempt te worden door het bebouwingsplan op het plein. Een ingreep die niets heel laat van de structurele hoofdlijnen van de monumentale Stadionbuurt met het Olympisch Stadion als dominant accent.
Het Stadionplein kwam naar aanleiding van de Olympische Spelen in 1928 tot stand als wijziging in het Plan Zuid van Berlage. Het is niet van zijn hand, maar men vermoedt dat hij wel een suggestie hiertoe heeft gedaan, ook omdat het veel overeenkomsten vertoont met de opzet van de pleinen in de westflank van de 20-40 gordel waar Berlage met het Mercatorplein (1925-1927) een indrukwekkende bijdrage voor heeft geleverd. Kenmerkend voor deze pleinen is de knik die zij de doorgaande route geven. Ook wel bajonet genoemd - die als een soort verkeersdrempel noopt tot vaartvermindering, waar de verkeersdeelnemer hiervoor in ruil even deelgenoot van de ruimte van het plein wordt en niet slechts een passant.
Het Mercatorplein (1925-1927), is in de loop der jaren door een verstandig stadsdeelbestuur in oude luister hersteld, door onder andere. een reeds jaren gesloopte toren weer in oude staat te herbouwen (op advies van de Italiaanse architect Aldo Rossi) zodat deze samen met de gespaarde tweelingtoren op hoog niveau een diagonaal trekt over het plein. Op een niveau lager wordt deze diagonaal doorkruist door de diagonale, visuele oversteek (de knik in de route), van de Hoofdweg, die bij nadering van het plein hier weer volop zicht biedt vanuit beide richtingen. Weer, omdat aan de oostzijde een zeer duidelijk misplaatst bouwwerk (het eerste ezelsoor van Amsterdam) lange tijd het zicht op het plein belemmerde, en hopelijk mede daarom, werd gesloopt. Een recent gebouwd roodkleurig UFO-achtig paviljoen staat nu op het plein, en niet in de weg, wat men verder ook van de architectuur mag denken. De beide torens dienen ook nog als poortgebouw naar de achterliggende straten waarmee voorkomen wordt dat men visueel tegen een "blind" muurvlak opbotst komend vanaf de Hoofdweg, een soort visuele nooduitgang. De drukte van de vele verkeerssoorten rondom het plein doet helaas wel afbreuk aan de kwaliteiten van dit nochtans voorbeeldige stedenbouw ontwerp van Berlage.
Het Mercatorplein is met al deze kwaliteiten en eigenschappen een ruimtelijke vooraankondiging van een levensgevoel dat ons heden ten dage sterk beheerst: to be and not to be, zijn en niet-zijn op één en hetzelfde moment. Een gevoel dat, met een zekere heroïek omgeven, zedelijke moed en fysieke kracht van ons verlangt om op die manier in balans of overeind te blijven maar ook vluchtgedrag voortbrengt met laffe plannen als het Stadionplein, ingegeven door brute domheid of kortzichtigheid, netjes gezegd door regressief simplisme.
Tekenend voor dit gedrag is dat men bij het Stadionplein er vanuit is gegaan dat het de gewoonste zaak van de wereld is dat men een plein als het Stadionplein, onderdeel van een reeks stedelijke en locale pleinen, domweg vol mag bouwen. Domweg inderdaad, omdat men de overeenkomst met de betreffende projectontwikkelaar die zijn bebouwingsclaim gerealiseerd wil zien, niet heeft willen of durven te ontbinden ofschoon de oorspronkelijke geachte locatie i.c. het Olympisch Stadion niet is vrijgekomen.
Het zou interessant zijn om juridisch uit te zoeken of deze locatieverplaatsing wel in de haak is, mede gelet op het feit dat voor de indertijd uitgeschreven prijsvraag voor het gebied, met een gesloopt stadion als gegeven, het Stadionplein onbebouwd zou blijven. Ziet men op dit moment het plein in de ontruimde staat met daarop slechts de twee kassahuisjes, omringd door een ruimtelijk weldadig aandoende zandvlakte, dan is toch niet de eerste gedachte dat hier eens flink uitgepakt moet worden om een projectontwikkelaar tegemoet te komen of om de woningbehoefte van Amsterdam in één klap op te lossen. Eerder denk je aan een pas op de plaats, een helder moment in een rusteloze wereld. (Denk b.v. aan de Tuilerieën in Parijs). Een mooi aangelegd plein met eenvoudig uitgevoerde paviljoens, als voorzieningen voor een verblijfsruimte die ook als gebruiksruimte kan dienen, in deze volgorde. En de hoofdstructuur, waar het plein deel van uit maakt, respecteert en zo intact laat. Dat betekent het zichtbaar houden van de as van de Amstelveenseweg en de telescopische as (ca 900m lang) van de Van Tuyll van Serooskerkenweg, uniek voor Amsterdam in haar soort; als ruggengraat van een stedenbouwkundig ensemble, gebaseerd op iets soortgelijks in Nancy (place Stanislas, dat was de suggestie van Berlage), en pas na de Spelen van 1928 voltooid. Ook moet hierdoor duidelijk blijven dat de bestaande bebouwing rondom het plein markeert wat het echte Stadionplein is en dat dit ook zo moet blijven.
Het roofbouwplan van Stadsdeel Zuid geeft geen enkele blijk hiervan, de zichtlijn Amstelveenseweg is dicht gezet en de woonblokken langs de Van Tuyll-as zijn ridicuul opgerekt tot op het Stadionplein en daardoor tot locaal dorpspleintje gereduceerd. Juist op deze plek zou een stadsdeel zich moeten realiseren dat stadsdeel betekent dat men deel van de stad is.
Het gaat hier niet zozeer om monumentale waarden, die zijn vaak al te makkelijk te verdedigen, maar om de kwaliteiten van de mentale waarden die hier aan ten grondslag liggen en die hier ten onder dreigen te gaan.
Tot slot een saillant detail: even voorbij de Krop-Kramerbrug over de Stadiongracht/Zuider Amstelkanaal komend vanuit Amstelveen ligt een ogenschijnlijk onbeduidend plantsoentje aan de voet van een woonblok. Dat plantsoentje is van wezenlijk belang voor een samenhangend en beter begrip van het Stadionplein e.o. Waarom? Omdat men, over de brug komend, via de ruimte van het plantsoen, diagonaal zicht heeft over het plein naar de voortzetting van de Amstelveenseweg, de weg aan de overkant van het plein, met die prachtige middenberm met platanen. Er heeft vanaf de KK- brug een intrigerende discrepantie plaats tussen lichaam en geest(esoog). Het oog is allang met de snelheid van het licht aan de overkant, terwijl het lichaam met de traagheid van de massa, via een haakse bocht, er achteraan komt sukkelen (max. 50km/uur). Ook hier: zijn en niet-zijn op hetzelfde moment.
In het stadsdeelplan blijft van dit sensationele moment in de routine van het dagelijks leven niets over. Daarentegen moet op het krap bemeten nieuwe stadsdeelpleintje de verveling van het moderne leven bestreden worden met een wipkippetje, een fonteintje, een kunstwerkje, een boterkaaseneierenmarktje, een kruidentuintje, een oudenvandagen- hoekje, etc., afgebiesd met een consumentenplint in de nieuwe bebouwing, want er moet tenslotte geld (terug)verdiend worden.
Tot slot, wat zou je doen als je het voor het zeggen hebt? Dit:
* Plan Zuid met terugwerkende kracht als beschermd stadgezicht op de rijkslijst voor monumenten zetten en daarna meteen op de Unesco-lijst. Was dat al het geval geweest, dan was ons vast en zeker deze locale plannenmakerij bespaard gebleven. Dat zegt ondertussen iets over het peil van onze beschaving, met haar agressieve en narcistische hang naar locale identiteit.
* Berlage moge al tijden lang dood zijn, de geest van zijn opvattingen behoort springlevend te blijven. Niet om deze na te apen, maar op intelligente wijze te her-interpreteren. De kreet: 'Weg met de stadsdelen,' is al een paar maanden overbodig, want binnenkort is dit sociaal-democratisch feestje afgelopen. Hopelijk komt er tijd en geld vrij om de schade te herstellen. Zodat voorkomen wordt dat Berlage door zijn eigen bajonet om zeep wordt geholpen.
Fred Schoen, architect, 15.1.2014